logo logo

declaratie

Declaratiegeschillen voorheen

Tot en met 2014 bestond op grond van de WTBZ (Wet Toezicht Burgerlijke Zaken)  de mogelijkheid om een geschil over de hoogte van een declaratie in een civiele zaak voor te leggen aan de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten. De Raad van Toezicht ging dan over tot inhoudelijke beoordeling van de declaratie en nam een zogenaamde begrotingsbeslissing. De Raad had daarbij de beschikking over het achterliggende dossier, zodat aan de hand van de inhoud van het dossier de op de urenspecificatie genoteerde werkzaamheden konden worden gecontroleerd. De cliënt werd in de gelegenheid gesteld om specifieke bezwaren tegen de declaratie te formuleren en de advocaat om daarop te reageren. Bij de beoordeling van de declaratie werd rekening gehouden met deze specifieke bezwaren en uiteraard ook met de door advocaat en cliënt gemaakte afspraken over financiële zaken, zoals de hoogte van het uurtarief.

Het beoordelingskader van de Raad van Toezicht was “het nagaan of alle opgevoerde en in rekening gebrachte werkzaamheden aantoonbaar zijn verricht, alsmede beoordelen of al deze werkzaamheden nuttig, nodig en/of doelmatig zijn geweest, of de duur van de werkzaamheden de toets der redelijkheid kan doorstaan en of het gehanteerde tarief binnen de daarvoor geldende gebruikelijke normen valt”.

In de regel werden begrotingsdossiers, zodra alle informatie compleet was, ter hand gesteld aan een der leden van de Raad van Toezicht, die de begrotingsbeslissing verder voorbereidde en uitwerkte. Zo ging dat ook toen ik zelf lid was van de Raad. Als portefeuillehouder begrotingen nam ik daarbij meer dossiers onder mijn hoede dan mijn collega-raadsleden. Toen ik in 2007 voor mijzelf begon heb ik de Bredase Raad van Toezicht aangeboden de begrotingsbeslissingen uit handen te nemen van de leden van de Raad, welk aanbod direct werd aanvaard. Alle begrotingsbeslissingen die vanaf dat moment door de Raad van Toezicht Breda zijn genomen, zijn door mij voorbereid en opgesteld.

Sinds de wijziging van de Advocatenwet van 1 januari 2015 bestaat door het vervallen van de WTBZ niet langer een wettelijk kader voor de Raad van de Orde om de declaratie van de advocaat te begroten. In een alternatief voor deze procedure is niet voorzien.